De Gouden Eeuw van de Nederlandse Republiek
De 17e eeuw in de Republiek wordt ook wel de Gouden Eeuw genoemd, door de leidende positie in de wereldeconomie in die tijd. Dit zorgde voor een economische en culturele bloei in veel sectoren van de maatschappij en een groeiende welvaart.
Video
Wil je meer weten over de Gouden Eeuw? Check dan onderstaande video van JORTgeschiedenis.
Oorzaken
Al tijdens de Tachtigjarige Oorlog was er in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden sprake van economische bloei. De provincie Holland was in economisch opzicht het verst ontwikkeld. Meerdere factoren hebben bijgedragen aan het ontstaan van de Gouden Eeuw in de Republiek:
- Na de val van Antwerpen, waarbij de Spanjaarden in 1585 Antwerpen weer innamen, vluchtten veel kooplieden uit de stad naar de Noordelijke Nederlanden, waar ze bijdroegen aan de economische bloei. Daarnaast sloten Holland en Zeeland de rivier de Schelde af. Hierdoor werd handel met Antwerpen onmogelijk gemaakt en ondervond Amsterdam geen concurrentie meer. Zo kon Amsterdam uitgroeien tot een Europees handelscentrum.
- De moedernegotie was de handel tussen Hollandse kooplieden en landen uit het Oostzeegebied. Deze handel legde de basis voor de economische groei en gaf het kapitaal dat nodig was om onder andere de VOC op te richten. Vooral het halen van goedkoop graan uit het Oostzeegebied was erg lucratief voor de Republiek en zorgde ervoor dat er geen voedseltekorten waren. Ook leverde de moedernegotie veel hout op, wat de geavanceerde scheepsbouw voor de handel mogelijk maakte.
- Door de groei van de stedelijke bevolking en de moedernegotie, konden de gewesten zich richten op de commercialisering van de landbouw, gericht op de stedelijke markt. Dit was ook mogelijk omdat er geen feodale traditie was. Boeren konden daarom zelf land kopen, meer gaan verbouwen en zich specialiseren.
- Daarnaast had de Republiek een natuurlijke ligging aan waterroutes en wereldwijde handelscontacten.
Bloei van landbouw, handel en nijverheid
De Europese handel van de Republiek groeide rond 1600 uit naar internationale handel. Als gevolg hiervan werden de Amsterdamse wisselbank, waar kooplieden hun muntgeld wisselden, en de Amsterdamse Beurs opgericht, een ontmoetingsplaats voor handelslieden. De handel van de Republiek groeide: Amsterdam werd één van de belangrijkste handelscentra van Europa. Deze stad werd een stapelmarkt genoemd, omdat producten uit allerlei landen hier naartoe werden gebracht, opgeslagen en doorverkocht.
De VOC en de WIC droegen ook bij aan de Gouden Eeuw van de Republiek en zorgden voor een overzees machtsoverwicht.
Door de groeiende handel profiteerde ook de nijverheid, zoals de scheepsbouw. De kooplieden in de Republiek werkten hierin samen: ze lieten samen een schip bouwen en konden samen hun schepen beter beschermen. Het bouwen van inventieve schepen die meer goederen konden vervoeren, zoals het fluitschip, zorgden ervoor dat de Nederlandse handelaren veel goedkoper uit waren dan hun concurrenten.
Sociale structuur en bestuur
Terwijl in veel andere Europese landen koningen hun macht centraliseerden, vormde de adel in de Republiek niet de belangrijkste en hoogste laag van de samenleving. In plaats daarvan waren het de regenten. Dit waren kooplieden die veel hadden verdiend aan de handel en ook belangrijke bestuursfuncties bekleedden. Omdat deze rijke regenten ook de Nederlandse steden bestuurden, waren hun handelsbelangen bepalend voor de beleidvoering. Vooral Holland had, doordat dit gewest het overgrote deel van de belastingen betaalde, vaak de doorslaggevende stem in de Staten-Generaal en liet handelsbelangen zwaar wegen. Hierdoor was de Republiek op bijvoorbeeld religieus gebied zeer tolerant: er was complete gewetensvrijheid. Door deze tolerantie kwamen er veel immigranten naar de Republiek, die bijdroegen aan de welvaartsgroei. Zo was in 1650 40% van de bevolking in de westelijke steden van de Republiek geboren in het buitenland en hoorde je in Amsterdam gesprekken in het Arabisch, Duits, Pools, Frans, Italiaans en Zweeds.
Culturele bloei en wetenschap
Door de groeiende koopkracht en de verstedelijking ontstond er een zogenaamde creatieve industrie in de Republiek, die de culturele bloei tijdens de Gouden Eeuw bevorderde. De grote stedelijke elite in de Republiek, de ‘nieuwe rijken’, wilden hun welvaart aan de hele wereld tonen. Ze gaven daarom veel geld uit aan luxegoederen, zoals boeken en kunst. Maar tijdens de Gouden Eeuw hing de gewone burger ook kunst in zijn huis, al dan geen werk van de beroemde schilders. Dit zorgde ervoor dat het aantal schilders in de grote steden groeide van 39 in 1570, naar maar liefst 506 in 1650. Deze kunstenaars profiteerden van de economische voorspoed en speelden in op de markt door zich te specialiseren in een bepaald genre of snelschildertechnieken te introduceren. De beroemde meesters van deze tijd, zoals Jan Steen, Rembrandt en Vermeer, zijn dan ook nu nog alom bekend.
Ook de wetenschap bloeit tijdens de Nederlandse Gouden Eeuw. Er is veel tolerantie naar nieuwe ideeën, wat kritisch denken bevordert. Zo mag er in de Republiek vrij gesproken worden over de theorie van Copernicus, die vaststelde dat de aarde om de zon draait in plaats van andersom. Deze open debatcultuur zorgde ervoor dat buitenlandse filosofen zoals John Locke en René Descartes naar de Republiek trekken.
Ook de ontdekking -en handelsreizen bevorderen de wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Boeken met reisverslagen verkopen goed in de Republiek, mede omdat een relatief groot deel van de bevolking kan lezen. Nergens is de algemene ontwikkeling zo hoog als in de Republiek en zijn mensen goed geïnformeerd over de huidige kennis van zaken.
Einde van de Gouden Eeuw
Vanaf 1650 werd de economie van de Republiek langzamerhand ingehaald door andere Europese landen. Zo werden Frankrijk op het vasteland en Engeland op zee en in de koloniale handel steeds grotere concurrenten voor de Republiek. De opkomst van deze twee mogendheden zorgde ervoor dat de Republiek zich genoodzaakt voelde om mee te doen aan een wapenwedloop die veel geld kostte. Dit leidde tot hogere belastingen en meer kosten voor het leger wat zorgde voor een grotere staatsschuld. Daarnaast leidde de pluralistische samenleving van de Republiek tot belangenconflicten, wat innovatie niet bevorderde. Tegelijkertijd werden er in andere landen, zoals dus Engeland en Frankrijk, binnenlandse problemen opgelost. Zij hadden daardoor de mogelijkheid om de Republiek in te halen. De Nederlanders bleven de wereldeconomie toch nog beheersen tot het begin van 1800, maar verloren wel duidelijk terrein aan andere Europese landen.