Alles wat je moet weten over het profielwerkstuk
Na jarenlang zwoegen is het dan eindelijk zo ver: je zit in het eindexamenjaar! En alsof de stress van die eindexamens niet genoeg is, gooit je school er ook nog gezellig een laatste werkstuk tegenaan. Dat klopt, een profielwerkstuk (PWS). Alhoewel je de afgelopen jaren al vele werkstukken hebt gemaakt, is het profielwerkstuk toch wat anders. Het profielwerkstuk is veel groter en belangrijker dan al je eerdere werkstukken. Geen zorgen, daar leggen we je straks meer over uit. Op deze pagina lees je alles wat je moet weten als je een PWS gaat maken.
Wat is het profielwerkstuk?
Het profielwerkstuk is een groot werkstuk dat je schrijft in je laatste jaar op de middelbare school. Aangezien je zelf het onderwerp van het profielwerkstuk mag kiezen, is het mogelijk dat jij straks meer over dit onderwerp weet dan jouw leraar.
Je schrijft het profielwerkstuk in principe over een bepaald vak, maar (helemaal op havo en vwo) het PWS kan ook vakoverstijgend zijn. Dit houdt in dat het verslag betrekking kan hebben op meer dan één vak.
Veelgestelde vragen
Wellicht heb je vragen over het PWS, hieronder beantwoorden wij veelgestelde vragen.
Een profielwerkstuk is verplicht op de havo, het vwo en sinds 2016 ook op vmbo tl/gl. Voor vmbo-bb en vmbo-kb is het profielwerkstuk geen verplicht onderdeel.
Hiermee laat je zien dat je, naast alles wat je met je schoolvakken hebt geleerd, vaardigheden onder de knie hebt waarmee je onderzoek kunt doen. Want daar draait het profielwerkstuk eigenlijk om: onderzoek doen. Waar je dat voor nodig hebt? In de eerste plaats is het bedoeld om je te laten wennen aan de opdrachten die je staan te wachten tijdens je vervolgstudie. Als je een vervolgstudie gaat doen op het hbo of de universiteit, zul je je studie moeten afronden met een scriptie. Dit is een nóg groter onderzoek. Verder is onderzoek doen waarschijnlijk belangrijk in je toekomstige baan. Als het bedrijf waar je werkt een probleem heeft, kan aan jou worden gevraagd om te onderzoeken waardoor dit probleem ontstaat en hoe het op te lossen is.
Over het algemeen moet je op de havo en het vwo 80 uur per persoon in het profielwerkstuk steken. Op het vmbo tl/gl is dit minimaal 20 uur.
Ja, het PWS moet worden afgerond voor de start van het eerste tijdvak van het eindexamen. Voor havo en vwo telt het PWS zelfs mee in het combinatiecijfer, dat met een voldoende moet worden afgerond om te slagen.
Ja dat kan. Check daarom altijd van tevoren welke eisen jouw school aan het PWS stelt.
Bedenk welk onderwerp jouw interesseert of waar je meer over zou willen weten. Mocht je nog wat inspiratie kunnen gebruiken, dan heeft de Radboud Universiteit enkele concrete PWS-onderwerpen voor je op een rijtje gezet.
Onderdelen van het profielwerkstuk
Natuurlijk ziet ieder profielwerkstuk er anders uit. Ieder profielwerkstuk is tenslotte uniek. Echter kunnen we wel aangeven hoe een profielwerkstuk er ongeveer uitziet:
Op de titelpagina zet je duidelijk de titel van je profielwerkstuk, je naam, klas, begeleidende docent en inleverdatum. Ook zorg je er natuurlijk voor dat het er leuk uitziet door bijvoorbeeld een afbeelding te gebruiken die goed past bij jouw onderwerp.
Vervolgens kom je terecht bij het voorwoord. Dit mag best een persoonlijk stukje tekst zijn. Vaak vertellen leerlingen hierin waarom ze voor hun onderwerp hebben gekozen. Je zou hier bijvoorbeeld kunnen schrijven dat je je PWS over de snelle groei van Jumbo houdt, omdat je de supermarkt industrie altijd al tof hebt gevonden en je later een Jumbo supermarkt wilt runnen.
Nadat je het voorwoord hebt geschreven, kom je aan bij de inhoudsopgave. Dat spreekt waarschijnlijk voor zichzelf. Je kunt echter gemakkelijk een automatische inhoudsopgave genereren voor jouw PWS.
Na je inhoudsopgave, komt de inleiding van je profielwerkstuk. Hierin introduceer je het onderwerp. Niet op de manier zoals je dat in het voorwoord hebt gedaan. In de inleiding is het de bedoeling dat je wat formeler en minder persoonlijk bent. Het is gebruikelijk dat je wat constateringen doet over het vraagstuk waarover je wil schrijven. Als je die constateringen (op basis van bronnen) hebt gedaan, bouw je op een logische manier toe naar de redenen waarom jouw onderwerp het onderzoeken waard is. Klinkt een beetje vaag, he? Begrijpen we! Hieronder geven we je een voorbeeld.
Stel, je PWS gaat over onderwijs in Afrika. Je constateert dan bijvoorbeeld dat er in verhouding met veel andere delen van de wereld weinig en slecht onderwijs wordt gegeven in Afrika. Je constateert ook dat mensen over het algemeen een betere baan krijgen als zij meer en beter onderwijs hebben gehad. Verder merk je op dat landen welvarender zijn als er meer mensen met goede banen wonen, en dat welvarende landen veiliger zijn en een betere levensstandaard kennen. Op basis van deze constateringen kun je je allerlei dingen afvragen: Is de gesteldheid van het onderwijs in Afrika een oorzaak van de onveiligheid in het continent? Zo ja, in hoeverre is dit het geval? Als de gesteldheid van het onderwijs in Afrika een oorzaak is van allerlei ellende, hoe kunnen we dit verbeteren?
Wees creatief! Deze vragen zijn vaak ook je deelvragen. Ook leg je in de inleiding alvast uit waarom je voor een bepaalde onderzoeksmethode hebt gekozen.
In je profielwerkstuk ga je meerdere vragen beantwoorden. De belangrijkste vraag die je beantwoordt is de hoofdvraag, ook wel de onderzoeksvraag genoemd. De vragen die hieronder vallen zijn deelvragen. Maak een apart (sub)hoofdstuk voor elke deelvraag. Op deze manier kun je elke deelvraag uitgebreid bespreken. Bij elke deelvraag vertel je eerst kort waarom deze vraag beantwoord dient te worden. Daarna zet je de informatie (uiteraard gebaseerd op bronnen) die nodig is om deze deelvraag te beantwoorden uiteen. Op basis van al deze informatie trek je een logische conclusie aan het eind van het betreffende hoofdstuk. Deze conclusie hoort je deelvraag te beantwoorden. Zorg er altijd voor dat je conclusie goed onderbouwd is met de juiste bronnen.
Wanneer je de hoofdvraag en alle deelvragen hebt gehad, komen alle losse eindjes eindelijk bij elkaar. Je kunt de conclusie van je profielwerkstuk gaan schrijven! In dit hoofdstuk vat je samen wat je tot dan toe in je PWS hebt besproken. Je beschrijft nog een keer het onderliggende probleem dat je onderzoekt in je profielwerkstuk. Vervolgens bespreek je nog eens kort de conclusies van al je deelvragen. Daarna is het tijd om uit de deelvraagconclusies een logische conclusie op de hoofdvraag te trekken. Als je het hele proces van je PWS goed hebt aangepakt, zou dit niet moeilijk moeten zijn. Je deelvragen zouden namelijk logischerwijs moeten opbouwen naar je hoofdvraag. Let op: in de conclusie van je hoofdvraag mag geen nieuwe informatie staan.
Tip: sommige leerlingen voegen een samenvatting van het PWS toe aan het begin van hun verslag. Veel onderzoekers doen dat namelijk ook voorafgaand aan hun wetenschappelijke artikel.
Je bent bijna klaar! Nu komen er twee relatief makkelijke onderdelen: de bronnenlijst en de bijlagen.
Zorg dat je je bronnen gedurende het schrijven van je PWS goed bijhoudt. Dat scheelt je achteraf een hoop zoekwerk. Je onderzoek moet namelijk gebaseerd zijn op relevante en betrouwbare bronnen. Deze bronnen zet je op het eind van je verslag onder elkaar op alfabetische volgorde.
De bijlagen komen na je bronnenlijst in je PWS. In de bijlage zet je interviews, tabellen, afbeeldingen of andere bronnen die belangrijk zijn voor de lezer, maar te groot zijn om in het verslag te zetten. Ook je logboek kun je in de bijlagen zetten.
Klinkt dit allemaal nog onduidelijk? Vraag eens aan je PWS-begeleider of je een profielwerkstuk van een voorgaand jaar mag inzien. Zo krijg je een goed idee van hoe het eindproduct eruit moeten komen te zien.
Hoe maak je een hoofdvraag en deelvragen?
Let er bij het opstellen van hoofd- en deelvragen op dat ze niet te breed zijn en niet te smal. Als een vraag heel breed is, moet je daar ook heel veel informatie over opzoeken en verwerken. Hiervoor heb je simpelweg geen tijd. Een te smalle vraag is vaak een vraag die gemakkelijk beantwoord kan worden en dus zal je te snel klaar zijn met je onderzoek. Dit levert je waarschijnlijk een onvoldoende op. Zorg er verder voor dat de grenzen van de vraag duidelijk zijn. Geef dus aan welk onderwerp het betreft, op welke periode de vraag betrekking heeft, en specificeer eventueel ook een plaats. De vraag moet bovendien duidelijk zijn, dus het moet maar op één manier te beantwoorden zijn en iedereen moet direct weten wat er wordt bedoeld.
In principe moeten je deelvragen voldoen aan dezelfde eisen als je hoofdvraag. Maar ze verschillen wel van de hoofdvraag. Deelvragen zijn namelijk eenvoudiger te beantwoorden. Bovendien belicht iedere deelvraag een ander onderdeel van je hoofdvraag, waardoor de antwoorden op je deelvragen uiteindelijk de bouwstenen zijn voor het antwoord op de hoofdvraag. Zet de deelvragen uiteraard ook in een logische volgorde.
In dit voorbeeld doet Sofie haar profielwerkstuk over obesitas in de Verenigde Staten. De hoofdvraag die ze heeft ontwikkeld is “In hoeverre is obesitas in de Verenigde Staten tegenwoordig een probleem?”. Haar deelvragen zijn:
- Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de mensen met obesitas in de VS?
- Wat zijn de oorzaken van obesitas in de VS?
- Wat zijn de gevolgen van obesitas in de VS?
- Hoe kan het aantal mensen met obesitas in de VS worden verlaagd?
Je kunt zien dat de hoofdvraag niet te breed (“Is obesitas een probleem?”) en niet te smal (“Hoeveel mensen met obesitas zijn er in de VS?”) is. De deelvragen zijn iets ‘smaller’, aangezien deze een onderdeel zijn van de hoofdvraag. Verder worden de vragen duidelijk begrensd. Het onderwerp (obesitas) en de regio (Verenigde Staten) worden continu aangegeven. In de hoofdvraag komt de periode ook nog specifiek terug (tegenwoordig). Desalniettemin is deze ook verdekt aanwezig in de deelvragen doordat ze in de tegenwoordige tijd zijn geschreven. Verder zijn de vragen moeilijk op een andere manier te interpreteren dan zoals Sofie ze bedoeld heeft. Ten slotte staan de deelvragen in een logische volgorde. Wat bedoelen we daarmee? Daarmee bedoelen we dat de vragen en de antwoorden daarop goed in elkaar overlopen. Zie maar:
Het is handig om van tevoren te weten over wat voor soort mensen we het hebben, vandaar dat hier al aandacht aan wordt besteed in de eerste deelvraag. Het antwoord op deelvraag 1 kan al als een deel van de input voor deelvraag 2 dienen. Als veel van de mensen met obesitas kinderen blijken te zijn (deelvraag 1), kan je je bij deelvraag 2 terecht afvragen of er misschien ongezond voedsel wordt geserveerd in de schoolkantine (oorzaak). Vervolgens kijk je bij deelvraag 3 naar de gevolgen, waarmee je het belang van het probleem in kaart brengt. Ten slotte weet je in hoeverre het belangrijk is om dit probleem op te lossen, want je weet of de gevolgen ernstig zijn (deelvraag 3). Ook weet je op basis van deelvraag 1 en 2 hoe je het probleem kunt aanpakken. De antwoorden van deze drie deelvragen kun je goed gebruiken als aanknopingspunten om de vierde deelvraag te beantwoorden. Als ook deelvraag 4 is beantwoord, kan je eindelijk naar de hoofdvraag! Mocht uit deelvraag 4 bijvoorbeeld blijken dat het heel gemakkelijk is om het probleem aan te pakken, zou je in het antwoord van de hoofdvraag kunnen concluderen dat obesitas misschien een ongemak is, maar dat het niet zo een groot probleem is. Je ziet dus dat de vragen met elkaar samenhangen, waardoor je uiteindelijk een goed lopend verhaal in je verslag krijgt.
Wil je het toch nog wat verder toegelicht zien? Check onderstaand filmpje om te zien hoe de onderzoeksvraag is verbonden met de deelvragen.
Hoe maak je een profielwerkstuk?
Je weet nu hoe een profielwerkstuk er ongeveer uit moet zien. Maar waar begin je? En wat moet je precies doen? No worries! Gaan we je uitleggen. Globaal gezien bestaat het schrijven van een PWS uit vier fases:
In deze fase ga je je oriënteren. Je kiest iemand met wie je wil samenwerken en je gaat op zoek naar een onderwerp. Dit is een heel vrij gedeelte van je profielwerkstuk. Het mag over bijna alles gaan. Misschien maakt dit het juist wel moeilijk om te kiezen. Een goed beginpunt is om je af te vragen wat je leuk vindt, waar je goed in bent of waarin je geïnteresseerd bent. Als je bijvoorbeeld een fanatiek League of Legends speler bent, denk je misschien niet direct dat je dit als PWS-onderwerp kunt kiezen. Dat kan dus wel! Je kunt je PWS dan bijvoorbeeld houden over het verdienmodel van League of Legends (hoe verdienen zij geld? En waarom werkt het zo goed?) of over het ethische aspect ervan (Is het ethisch verantwoord om zoveel geld te verdienen aan soms hele jonge spelers? Zo nee, hoe kunnen zij dit ethischer inrichten?). Je kunt het ook vanuit een heel andere invalshoek bekijken: “waarop is het verhaal achter League of Legends gebaseerd?”. Vaak zijn games namelijk deels gebaseerd op periodes uit de geschiedenis. Zorg er in ieder geval voor dat je een onderwerp kiest dat jou interesseert! Pak ongeveer 6 uur de tijd voor deze fase.
Samen met je partner bespreek je de beste manier om jullie onderwerp te gaan onderzoeken. Je denkt samen goed na over je onderwerp. Bedenk wat je jezelf allemaal afvraagt omtrent dat onderwerp en schrijf elke vraag die in je opkomt op. Het kan verstandig zijn om dit individueel te doen. Na een individuele denksessie van 30-60 minuten heb je twee A4’tjes met allerlei vragen over jullie onderwerp. Nu ga je elkaars vragen bespreken. Uiteindelijk kiezen je partner en jij een vraag die jullie het belangrijkst en het meest interessant vinden. In overleg met je begeleidende docent bepaal je of dit een geschikte hoofdvraag is. Gefeliciteerd, je hebt zojuist je hoofdvraag bedacht! Daarna is het aan jou en je partner om te beslissen hoe je deze hoofdvraag op kunt delen in meerdere kleine vragen. Dit worden uiteindelijk je deelvragen. Hierna is het van cruciaal belang om met een goed plan van aanpak te komen. Wat ga je wanneer doen? Pak ook hier ongeveer 6 uur voor.
Dit is de grootste fase. Je gaat daadwerkelijk je onderzoek verrichten. Eigenlijk voer je hier gewoon het plan uit dat je tijdens de voorbereidingsfase hebt gemaakt. Neem hier ruim de tijd voor. Je kunt uitgaan van 48 uur.
Dit is ook het gedeelte waarin je je hoofd- en deelvragen gaat beantwoorden. Dit doe je aan de hand van een onderzoeksmethode. Aangezien er meerdere onderzoeksmethoden zijn, is het van belang om eerst de juiste uit te zoeken. Je onderzoek is altijd gebaseerd op iets. Dit ‘iets’ kan theorie (wetenschappelijke artikelen, natuurkundige wetten, andere betrouwbare bronnen) of de praktijk (waarnemingen van gebeurtenissen of antwoorden op een enquête) zijn. Als er al veel bronnen beschikbaar zijn over jouw onderwerp, is het handiger om je onderzoek op theorie te baseren. Mocht je iets gaan onderzoeken waar nog bijna geen onderzoek naar gedaan is, is het beter om te focussen op praktisch onderzoek. Je kunt ze natuurlijk ook combineren door bijvoorbeeld je waarnemingen (uit een experiment) in je verslag te onderbouwen met een natuurkundige wet.
Hierna kan je ook nog een onderscheid maken tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Kwantitatief onderzoek focust zich op getallen. Je zult dan vaak veel data verwerken tijdens je PWS om tot nieuwe inzichten te komen. Kwalitatief onderzoek heeft een meer beschrijvend karakter. Je onderbouwt je stellingen met tekst en gegevens uit andere onderzoeken. We snappen dat de verschillende onderzoeksoorten nogal vaag overkomen. Daarom geven we je hieronder vijf concrete onderzoeksmethodes die je kunt kiezen.
- Een literatuurstudie. Deze variant zul je in je vervolgstudie wellicht ook gaan tegenkomen. Hierbij ga je ontzettend veel geschreven bronnen doorspitten totdat je genoeg informatie hebt om er een zinnig verhaal van te schrijven.
- Een etnografische studie. Hierbij observeer je als onderzoeker het gedrag van een groep mensen. LEGO doet dit ook wel eens. Een onderzoeker gaat dan namens LEGO kijken hoe kinderen met hun speelgoed omgaan. Hieruit bleek dat Amerikaanse ouders hun kinderen veel minder wilden helpen met het verhaal dat hun kinderen om de LEGO heen hadden bedacht, terwijl Europese ouders vaker bereid waren om met hun kinderen mee te spelen.
- Een experiment. The good old experiment. Je wil hierbij onderzoeken of X een effect heeft op Y. Dit kan bijvoorbeeld ook een experiment op een website zijn.
- Een case study. Bij een case study bestudeer je een specifiek geval. Je observeert het en je analyseert het. Deze ‘case’ kun je vervolgens weer aan theorie koppelen.
- Een enquête. Je zoekt een groep mensen die in aanmerking komen voor jouw onderzoek. Deze mensen stel je dezelfde vragen. Daarna ga je conclusies trekken uit de antwoorden die deze mensen hebben gegeven.
Het is jouw taak om één van deze onderzoeksmethoden te kiezen. Daarna voer je je onderzoek uit zoals jij en je partner in het begin hebben bedacht.
Deze fase omvat simpel gezegd het opschrijven van al je bevindingen. Voor het schrijven van je verslag en het later presenteren van je profielwerkstuk, kun je ongeveer 20 uur uittrekken.
We hebben je al een richtlijn gegeven over hoe je je PWS qua structuur kunt inrichten. Om het nog wat aan te vullen, heb je hier nog wat punten waarop je kan letten tijdens het schrijven van je PWS:
- Houd een duidelijke tekststructuur aan. Grijp aan het begin van een hoofdstuk kort terug op het voorgaande hoofdstuk, bouw daarna rustig op naar het punt dat je in het betreffende hoofdstuk wilt maken om vervolgens concluderend af te sluiten.
- Wees eenvoudig en consistent in je taalgebruik. Probeer niet te veel moeilijke woorden te gebruiken en spreek zoveel mogelijk vanuit de tegenwoordige tijd.
- Lengte van je verslag. Overleg met je docent over een goed aantal bladzijdes voor je profielwerkstuk.
- Grammatica en spelling. Check op meerdere momenten de grammatica en spelling van je verslag.
Uiteindelijk ga je het verslag natuurlijk presenteren tijdens een PWS-avond. Hiervoor gelden de gebruikelijke tips die je al jarenlang aanhoudt als je moet presenteren: praat duidelijk, wees interactief met het publiek, zorg dat je je hele verslag goed kent, etc.
Eindelijk, je bent klaar met schrijven! Alleen nog wat afrondende taken en dan kan het worden ingeleverd.
Bijhouden van een logboek
Veel leerlingen vinden dit enorm vervelend, maar scholen stellen dit vaak wel verplicht: het bijhouden van een logboek. Een goed logboek bevat in ieder geval:
- Datum (wanneer heb je iets gedaan?).
- Tijdsduur (hoelang ben je ermee bezig geweest?).
- Wie (wie heeft een bepaald onderdeel gedaan?).
- Wat (wat is er in dit tijdsbestek precies gedaan?).
Omgaan met bronvermeldingen
- Naast dat je een bronnenlijst nodig hebt, moet je op andere plekken in je verslag ook denken aan een bronvermelding. Dit kan je doen door achter de zinnen die je uit bepaalde bronnen hebt gehaald de betreffende bron er tussen haakjes achter te zetten. Dan krijg je dit:
De elektromagnetische straling van mobiele telefoons is mogelijk kankerverwekkend (Wereldgezondheidsorganisatie, 2014).
Je kunt een bron ook citeren:
“De speltheorie analyseert menselijk gedrag in situaties waar beslissingen moeten worden genomen” (ExamenOverzicht Samenvatting Economie havo 2021-2022, p.25).
Je kan je waarschijnlijk wel voorstellen dat dit er slordig uit gaat zien als je veel bronvermeldingen op één pagina hebt. Wat je in dat geval kan doen is werken met voetnoten. Als je ervoor kiest om dit te doen, doe dit dan wel overal in je pws op deze manier (van je inleiding t/m je conclusie).
Even een snelle tip tussendoor: op Google Scholar kan je veel betrouwbare wetenschappelijke bronnen vinden. Zorg er ook voor dat je niet steeds dezelfde bron gebruikt.
Oke, je hebt nu al je bronnen netjes vermeld in de tekst en duidelijk geordend in de bronnenlijst. Soms zijn er echter ook nog bronnen die belangrijk zijn voor je onderzoek, maar te groot zijn om zomaar in je verslag te zetten. Denk hierbij aan grote tabellen of complete interviews. Deze bronnen kan je alsnog op deze uitgebreide manier kwijt in je verslag. Niet in de tekst, maar in de bijlagen.
Voorkomen van plagiaat
Ten slotte moeten we het nog even hebben over plagiaat. Je hebt één van jouw leraren er vast wel eens over horen brabbelen, maar wat is het precies? Plagiaat is het toe-eigenen van het geestelijk werk van anderen en het als eigen werk openbaar maken. Met andere woorden: het intellectueel eigendom stelen van iemand anders en ermee gaan pronken.
Iemand heeft onderzoek gedaan naar iets (en geloof ons: dat is veel werk) en heeft daaruit een conclusie getrokken. Je kan in jouw verslag niet zomaar zeggen dat X een positief effect heeft op Y. Dat kun je wel zeggen als je de auteur netjes zijn of haar credits geeft. Dat doe je in je profielwerkstuk vaak door hun naam erbij te noemen en in jouw bronnenlijst te verwijzen naar de plaats waar je deze bevinding bent tegengekomen. Simpel gezegd: gebruik dus altijd een bronvermelding als je iets van iemand anders overneemt.
Wat leer je tijdens je profielwerkstuk?
Allemaal leuk en aardig zo een gigantisch eindwerkstuk, maar wat leer je er eigenlijk van? Hoofdzakelijk leer je drie grote vaardigheden:
- Informatievaardigheden. Je leert tijdens je PWS hoe je op een efficiënte manier zoveel mogelijk relevante informatie verzamelt. Uiteindelijk wil je dat deze informatie interessante inzichten geeft over jouw profielwerkstuk. Tegelijkertijd wil je er zeker van zijn dat deze informatie correct en volledig is.
- Onderzoeksvaardigheden. Eigenlijk is je profielwerkstuk één groot onderzoek, waardoor je ook logischerwijs zult leren hoe je onderzoek doet. Hoe breng je je onderzoeksvraag goed in kaart? En hoe werk je op een overzichtelijke wijze naar het antwoord op die vraag toe?
- Presentatievaardigheden. Ten slotte leert het PWS je hoe je informatie overbrengt op anderen. Dit bedoelen we in de meest brede zin van het woord: zowel via een traditionele presentatie (of PWS-avond) als in je verslag. Je profielwerkstuk staat straks vol met waardevolle inzichten en bevindingen. Hoe je dit op een duidelijke manier aan anderen gaat uitleggen (schriftelijk en mondeling) ga je allemaal leren!
Conclusie
Nu weet je zo een beetje alle ins en outs van het profielwerkstuk. Het lijkt een enorm grote opgave en een vervelende laatste drempel zo vlak voor het eindexamen. Maar maak je geen zorgen! De docenten die je helpen doen dit ieder jaar en hebben dus veel ervaring met het begeleiden van leerlingen tijdens dit proces.
Het belangrijkste dat wij je willen meegeven is dat je een onderwerp kiest waar je interesse in hebt. Zo ben je tijdens het maken van je profielwerkstuk bezig met iets waar je normaal toch al tijd aan zou besteden. Dit zorgt voor intrinsieke motivatie, wat weer ontzettend belangrijk is voor het behalen van je doelen. Probeer daarnaast altijd het overzicht te bewaren: is het probleem dat je omschrijft in de inleiding helder genoeg? Heb je alle deelvragen goed beantwoord? En bouwen je deelvragen logisch op naar de hoofdvraag? Als je deze vragen met 'ja' kunt beantwoorden, zit je voor een groot deel al in de goede richting.
Dus: geen zorgen, het komt wel goed!
DISCLAIMER: Ondanks dat dit artikel met de grootste zorgvuldigheid is opgesteld, kunnen we geen garanties geven over de juistheid en volledigheid van de hierboven besproken informatie. Raadpleeg daarom altijd je eigen school. Vaak hebben zij een document waarin alle PWS-eisen van jouw school staan.