Gratis verzending vanaf 30 euro
Binnen 2 werkdagen in huis
100.000+ leerlingen gingen je voor

Import en export

Veel producten die je koopt, van je eten tot je kleding, komen uit het buitenland. Daarnaast worden veel producten die in Nederland worden gemaakt in het buitenland verkocht. Nederland is een open economie en drijft veel handel met het buitenland. Met andere woorden: er is veel import en export. Deze export en import bestaan uit goederen en diensten. Niet ieder land handelt echter evenveel met het buitenland. Sommige landen exporteren veel, terwijl andere juist meer importeren. In dit artikel lees je meer over export en import.

Import en export

Wat zijn import en export?

Wat is import en export?

Veel van de producten die in Nederland worden geproduceerd worden in het buitenland verkocht. Dit heet export. Export is het verkopen van producten in andere landen. Als bijvoorbeeld Nederlandse aardappelen worden verkocht in België, exporteert Nederland aardappelen naar België. Export telt zo voor Nederland als inkomsten: doordat er producten worden verkocht in het buitenland, komt er geld binnen.

Andersom kan het ook zo zijn dat Nederland producten uit het buitenland haalt. Dit heet import. Imporrt is het kopen van producten uit andere landen. Als Nederland bijvoorbeeld gas uit Rusland koopt, importeert het gas uit Rusland. Import geldt dus als een uitgave: als er producten uit het buitenland worden gekocht, moet hiervoor geld worden uitgegeven.

Heel veel verschillende producten kunnen worden geïmporteerd en geëxporteerd. De belangrijkste twee categoriën hierin zijn goederen en diensten. Goederen zijn tastbaar: het zijn dingen die je aan kunt raken. Dit kan van alles zijn, zoals voedselproducten, auto’s, olie, gas en chemische stoffen. Diensten zijn niet tastbaar: je kunt ze niet aanraken. Een voorbeeld van een dienst is een knipbeurt bij een kapper: je kunt een ‘knipbeurt’ niet aanraken. Een behandeling door een dokter, het repareren van een fiets en zangles van een docent zijn andere voorbeelden van diensten.

Als een product door één land wordt geëxporteerd, wordt dit door een ander land geïmporteerd. Als een Nederlands bedrijf bijvoorbeeld aardappelen verkoopt in België, worden deze aardappelen door België geïmporteerd. De aardappelen gelden dan voor Nederland als export en voor België als import. Als Nederland gas importeert uit Rusland, geldt dit gas voor Rusland als export. Zo is de export van één land de import van een ander land. Geëxporteerde producten moeten tenslotte door andere landen worden gekocht, anders kunnen ze niet geëxporteerd worden.

Wat zijn een importoverschot en een exportoverschot?

Importoverschot en exportoverschot

Sommige landen exporteren meer, terwijl andere landen juist meer importeren. Als een land meer exporteert dan importeert heeft dat land een exportoverschot. De opbrengsten van de export zijn dan hoger dan de kosten van de import. Stel je voor dat Nederland voor 120 miljard euro aan goederen en diensten exporteert, en voor 100 miljard euro goederen en diensten importeert. Het exportoverschot van Nederland is dan 120 – 100 = 20 miljard euro. Er wordt in Nederland dan voor 20 miljard euro meer geëxporteerd dan geïmporteerd.

Andersom kan het ook zijn dat een land meer importeert dan exporteert. Zo een land heeft dan een importoverschot. Als Nederland voor 120 miljard euro aan goederen en diensten exporteert en voor 130 miljard euro importeert, heeft het een importoverschot van 130 – 120 = 10 miljard euro. In dat geval wordt er in Nederland voor 10 miljard euro meer geïmporteerd dan geëxporteerd.

Als een land een exportoverschot heeft, houdt het geld over aan de handel met het buitenland. Als Nederland bijvoorbeeld een exportoverschot van 20 miljard euro heeft, verdient Nederland 20 miljard euro aan handel met het buitenland. Dit geld draagt bij aan de buitenlandse valutareserve. De 20 miljard euro die wordt verdiend kan vervolgens worden belegd, geïnvesteerd of uitgeleend. Andersom zorgt een importoverschot ervoor dat een land geld moet lenen. Er wordt meer geld uitgegeven dan er binnenkomt, en dus moet er geleend worden om het tekort te bekostigen. Hierdoor zal de buitenlandse valutareserve dalen, en kan er een schuld ontstaan.

Wat is de internationale concurrentiepositie?

Internationale concurrentiepositie

Hoeveel een land kan exporteren en moet importeren hangt af van de internationale concurrentiepositie van dat land. De internationale concurrentiepositie geeft aan hoe goed een land in staat is te concurreren met andere landen. Als producten in Nederland goedkoper en/of beter zijn dan in België, heeft Nederland een sterkere concurrentiepositie dan België. Stel je voor dat tomaten in Nederland € 1 per kilo kosten en in België € 2 per kilo. Nederland heeft dan een comparatief kostenvoordeel op tomaten ten opzichte van België. Tomaten zijn in Nederland goedkoper dan in België. Belgen zullen daardoor geneigd zijn om tomaten uit Nederland te importeren, wat betekent dat Nederland tomaten zal exporteren naar België.

De internationale concurrentiepositie van een land wordt sterker als de kosten per product voor een land lager zijn dan voor een ander land. Als Duitsland bijvoorbeeld goedkoper een auto kan maken dan Engeland, zal Engeland auto’s importeren uit Duitsland. Hoe sterker de concurrentiepositie van een land is, hoe goedkoper dat land kan produceren ten opzichte van andere landen en hoe meer er geëxporteerd kan worden. Zo is het voor Nederland gunstig om een sterke internationale concurrentiepositie te hebben, omdat er dan meer producten geëxporteerd en minder producten geïmporteerd zullen worden. Er zijn een paar manieren waarop een land kan proberen zijn internationale concurrentiepositie te versterken:

  • Loonkosten. Als de lonen in een land laag zijn, zullen de loonkosten per product lager zijn dan wanneer er in dat land hoge lonen waren geweest. Doordat de loonkosten per product laag zijn, worden producten goedkoper.
  • Onderwijs. Als arbeiders beter zijn opgeleid, zullen ze efficiënter produceren en zullen de kosten per product dalen.
  • Technologie. Als er in een land geproduceerd wordt met goede en efficiënte technologie, zal het goedkoper worden om producten te produceren. Door middel van innovatie kunnen er in een land nieuwe productietechnieken worden ontwikkeld, waardoor het goedkoper wordt om te produceren en de internationale concurrentiepositie sterker wordt.

Een land met een sterke internationale concurrentiepositie heeft een grotere kans om een exportoverschot te hebben. Bij een sterke internationale concurrentiepositie wordt er meer geëxporteerd, terwijl er minder producten geïmporteerd hoeven te worden. Andersom heeft een land met een zwakke internationale concurrentiepositie een grotere kans om een importoverschot te hebben. De eigen producten zijn dan duurder dan producten uit het buitenland, waardoor er minder geëxporteerd en meer geïmporteerd zal worden.

Een land kan een sterke internationale concurrentiepositie hebben voor sommige producten, maar een zwakke internationale concurrentiepositie voor andere producten. Rusland zal bijvoorbeeld een sterke internationale concurrentiepositie hebben voor gas, omdat het een grote gasvoorraad heeft. Rusland kan goedkoper gas produceren dan andere landen, en zal dus gas exporteren. Andersom zal Rusland een zwakke internationale concurrentiepositie hebben als het gaat om mango’s. Omdat het klimaat in Rusland ongeschikt is voor het groeien van mango’s, zal Rusland mango’s importeren uit landen met een warmer klimaat waar mango’s goedkoper geproduceerd kunnen worden.

Hoe kan de wisselkoers de internationale concurrentiepositie beïnvloeden?

Effect van wisselkoersen op de internationale concurrentiepositie

Als je een product in bijvoorbeeld de Verenigde Staten wilt kopen, moet je daarvoor je geld omwisselen. In de VS is de munteenheid de dollar. Als je in de Verenigde Staten een telefoon van 200 dollar wilt kopen, moet je eerst je euro’s omwisselen voor dollars. Hoeveel euro’s je moet betalen voor deze 200 dollar wordt bepaald door de wisselkoers. Als de koers van de dollar hoog is, zijn dollars duur ten opzichte van de euro. Je moet dan meer euro’s voor één dollar betalen. Als de koers van de dollar laag is, zijn dollars goedkoper.

Als de koers van de dollar hoog is ten opzichte van de euro, wordt het duurder om euro’s om te wisselen voor dollars. Als je dan bijvoorbeeld een telefoon van 200 dollar wilt kopen, moet je bij een hogere wisselkoers meer euro’s inwisselen voor deze 200 dollar. Door deze hogere wisselkoers wordt de telefoon duurder in euro’s. Andersom hoef je bij een lagere koers van de dollar minder euro’s om te wisselen voor dezelfde 200 dollar. Een telefoon van 200 dollar wordt dan goedkoper in euro’s, doordat de wisselkoers lager is.

Op deze manier wordt bij een sterkere wisselkoers de internationale concurrentiepositie zwakker. Als de koers van de euro stijgt ten opzichte van de dollar, worden producten in euro’s duurder dan producten in dollars. Er zal dan in de eurozone minder geëxporteerd worden naar de Verenigde Staten, en minder worden geïmporteerd uit de Verenigde Staten. Andersom wordt bij een zwakkere wisselkoers de internationale concurrentiepositie sterker.  De Verenigde Staten zal met een zwakkere dollar meer exporteren naar de eurozone, en minder importeren. Een sterke wisselkoers kan zo leiden tot een importoverschot, terwijl een zwakke wisselkoers kan leiden tot een exportoverschot.

Wat is de betalingsbalans?

Betalingsbalans

De betalingsbalans is een overzicht van alle transacties tussen een land en het buitenland. Export en import worden hierin weergegeven op de lopende rekening van de betalingsbalans. De lopende rekening is verdeeld in vier categoriën:

Goederenrekening

Op de goederenrekening staat aangegeven hoeveel goederen er in een land worden geïmporteerd en geëxporteerd. Op de goederenrekening staat de import aangegeven als uitgaven: om goederen te kunnen importeren moet geld worden uitgegeven. De export staat aangegeven als inkomsten: voor geëxporteerde goederen wordt geld ontvangen.

Dienstenrekening

Op de dienstenrekening van de lopende rekening staat weergegeven hoeveel diensten er in een land worden geïmporteerd en geëxporteerd. De import van diensten staat weer aangegeven als uitgaven en de export als inkomsten.

Primaire-inkomensrekening

Op de primaire-inkomensrekening staan de beloningen voor het beschikbaar stellen van productiefactoren. Het gaat hier dus om de loon, pacht, rente, huur en winst die ieder jaar van en naar het buitenland gaan. Op de inkomstenkant van de primaire-inkomensrekening staan alle loon, pacht, rente, huur en winst die een land inkomen, en op de uitgavenkant de beloningen die het land uitgaan.

Inkomensoverdrachtenrekening

Op de inkomensoverdrachtenrekening staat het geld dat van en naar het buitenland gaat waar geen tegenprestatie tegenover staat. Het gaat hier dus bijvoorbeeld om uitkeringen: als iemand die niet Nederlands is geld uit Nederland ontvangt, gaat er geld uit Nederland. Als een Nederlander geld in het buitenland ontvangt, telt dit als inkomsten op de inkomensoverdrachtenrekening.

De betalingsbalans en de lopende rekening van de betalingsbalans zijn op deze manier overzichten waarop je kunt zien hoeveel geld er in en uit een land gaat. Als het saldo van de betalingsbalans positief is, heeft een land meer inkomsten dan uitgaven ten opzichte van het buitenland. Als het saldo van de betalingsbalans negatief is, gaat er meer geld uit naar het land dan er binnenkomt. Export en import zijn twee manieren waarop geld in en uit een land kan gaan. De export en import van goederen staat weergegeven op de goederenrekening en de export en import van diensten op de dienstenrekening. Met de goederenrekening en dienstenrekening kun je dus vaststellen hoeveel goederen en diensten er geïmporteerd en geëxporteerd worden.

Wat is een handelsquote?

Wat is een handelsquote?

Sommige landen zijn meer afhankelijk van handel dan andere landen. Hoeveel een land handelt met het buitenland kun je afleiden uit de handelsquote. De handelsquote bestaat uit twee onderdelen, de importquote en de exportquote.

De importquote meet de import als een percentage van het BBP:

Importquote = (import / BBP) × 100

Aan de importquote kun je dus aflezen hoeveel een land importeert ten opzichte van het BBP. Het gaat dus niet om hoeveel er in absolute bedragen wordt geïmporteerd, maar om hoeveel de waarde van de import is als percentage van het BBP. Een land dat relatief veel importeert heeft dus een hogere importquote dan een land dat relatief weinig importeert. Als de importquote hoog is, worden veel van de producten die worden gekocht geïmporteerd. Als de importquote bijvoorbeeld 30% is, wordt 30% van de producten die in een land verkocht worden geïmporteerd.

De exportquote meet de export als een percentage van het BBP:

Exportquote = (export / BBP) × 100

Net zoals bij de importquote gaat het er bij de exportquote om hoeveel er relatief geëxporteerd wordt. Als een land in verhouding tot het BBP veel exporteert, heeft het een hogere exportquote dan een land dat in verhouding tot het BBP weinig exporteert. Als de exportquote hoog is, worden veel van de producten die in een land worden gemaakt geëxporteerd. Als de exportquote bijvoorbeeld 20% is, wordt 20% van de producten die in een land worden gemaakt geëxporteerd.

Als je de export en import van een land bij elkaar optelt, kun je de handelsquote berekenen:

Handelsquote = ((export + import) / BBP) × 100

Aan de handelsquote kun je aflezen hoeveel er in een land geïmporteerd en geëxporteerd wordt in verhouding tot het BBP. Een land met een open economie zal een hogere handelsquote hebben dan een land met een gesloten economie. Een land als Nederland exporteert en importeert bijvoorbeeld veel, waardoor de handelsquote stijgt. Andersom zal een land met een gesloten economie een lagere handelsquote hebben. Een gesloten land zoals Noord-Korea handelt bijvoorbeeld weinig met het buitenland en zal hierdoor een lage handelsquote hebben.

Wat zijn handelsbarrières?

Wat zijn handelsbarrières?

Als er sprake is van vrijhandel kunnen bedrijven uit verschillende landen vrij met elkaar handelen. Als auto’s bijvoorbeeld in Duitsland goedkoper zijn dan in de Verenigde Staten, zal Duitsland auto’s exporteren naar de Verenigde Staten. De Verenigde Staten kan in dit geval niet concurreren met Duitsland op het gebied van auto’s. Dit leidt ertoe dat Amerikaanse autoproducenten minder auto’s zullen verkopen, omdat Amerikanen hun auto’s van Duitse producenten kopen.

Om te voorkomen dat Amerikaanse producenten in dat geval hun afzet kwijtraken, kan de Amerikaanse regering ertoe besluiten om handelsbarrières in te voeren. Dit wordt ook wel protectionistische maatregelen genoemd. Protectionistische maatregelen zijn maatregelen die ervoor zijn bedoeld om producenten in het eigen land te beschermen tegen concurrentie uit het buitenland.

Denk hierbij bijvoorbeeld aan tarieven, zoals belastingen op import. Door een extra belasting op import te introduceren, wordt import duurder. Dit is gunstig voor producenten in het eigen land. Als de Verenigde Staten bijvoorbeeld een extra belasting invoert op auto’s uit Duitsland, worden Duitse auto’s duurder in verhouding tot Amerikaanse auto’s. Dit kan ertoe leiden dat Amerikaanse consumenten alsnog Amerikaanse auto’s kopen. Wel stijgt dan de prijs van auto’s, omdat Duitse auto’s niet meer goedkoop verkocht kunnen worden. Echter, in de EU is sprake van een interne markt, waardoor landen die hier lid van zijn onderling geen handelsbarrières aan elkaar mogen opleggen.

Video

Wil je meer weten over import, export en vrijhandel? Kijk dan onderstaande video van Economie Academy.

6 Items

Set Descending Direction
per pagina

Ontvang exclusieve tips in het examenjaar

Graag helpen we jou in het examenjaar richting je diploma!
Zit jij in je examenjaar en wil jij slagen? Schrijf je dan in voor:

Exclusieve tips
De geheimen van het eindexamen
Een template voor jouw leerplanning
Dat extra zetje in de rug

Ik ben
© 2024 ExamenOverzicht.nl