Hoe werkt de economische kringloop?
De geldstromen in een economie kunnen worden weergegeven in de economische kringloop. Hierin kun je zien hoeveel geld van de ene sector van de economie naar de andere stroomt. De economische kringloop wordt vaak weergegeven in een schema met daarin de verschillende sectoren en daartussen pijlen die de geldstromen aangeven. Op deze pagina kun je alles lezen over de werking van de economische kringloop.
Hoe werkt de economische kringloop?
In de economische kringloop, die ook wel de monetaire kringloop of geldkringloop wordt genoemd, vind je de geldstromen tussen de verschillende economische sectoren. De verschillende blokken in het schema hieronder staan voor de verschillende sectoren in de economie: de gezinnen, de overheid, de bedrijven, de financiële instellingen en het buitenland. De pijlen staan voor de geldstromen. Een pijl in het schema staat dus voor geld dat van de ene sector naar de andere stroomt. De pijl Y staat bijvoorbeeld voor het geld dat van bedrijven naar de gezinnen vloeit, en de pijl I staat voor geld dat van de financiële instellingen naar de bedrijven gaat.
De verschillende letters bij de verschillende pijlen staan voor de naam van iedere geldstroom. Hieronder vind je daarvan een overzicht:
- Y = netto binnenlands inkomen
- B = belastingen
- C = consumptie
- S = besparingen
- O = overheidsbestedingen
- I = investeringen
- E = export
- M = import
De verschillende sectoren hebben allemaal verschillende pijlen met geldstromen die binnenkomen en pijlen die eruit gaan. Hierdoor laat het schema de inkomsten en uitgaven van de verschillende sectoren zien. De economische kringloop is altijd in balans. Dat betekent dat de hoeveelheid geld die er bij een sector binnenkomt even groot is als de hoeveelheid geld die eruit gaat. Het saldo van een sector is dus altijd 0. Hieronder vind je een uitleg van de verschillende inkomsten en uitgaven van iedere sector:
Gezinnen
De gezinnen ontvangen in het model van de economische kringloop al hun inkomen van bedrijven. Dit inkomen is Y, de pijl die van de bedrijven naar gezinnen loopt. Y staat voor het netto binnenlands inkomen. Dit is al het inkomen dat gezinnen van bedrijven krijgen. Er is geen pijl die van de overheid naar gezinnen loopt. Overdrachtsinkomens zoals sociale uitkeringen zijn in dit schema dus niet meegenomen. In plaats daarvan wordt er in dit model vanuit gegaan dat gezinnen al hun geld van bedrijven ontvangen.
De gezinnen hebben drie uitgaande pijlen en geven hun geld dus op drie manieren uit. Deze drie pijlen zijn C (consumptie), B (belasting) en S (besparingen). Pijl C loopt van de gezinnen naar de bedrijven en staat dus voor het geld dat gezinnen bij de bedrijven uitgeven. Dit is de consumptie, oftewel de producten die van bedrijven worden gekocht. Pijl B loopt van de gezinnen naar de overheid en staat voor de belastingen die door de gezinnen worden betaald. Pijl S loopt van de gezinnen naar de financiële instellingen en staat voor het geld dat gezinnen sparen. Er wordt in dit model dus vanuit gegaan dat alle gezinnen al het geld dat zij na hun consumptie en het betalen van belasting overhouden sparen.
De economische kringloop is altijd in evenwicht. De inkomsten van de gezinnen zijn dus net zo hoog als de uitgaven. Hieruit kun je de volgende formule afleiden:
Y = C + B + S
In deze formule staat het inkomen van de gezinnen, Y, gelijk aan hun totale uitgaven, C + B + S.
Overheid
De overheid ontvangt zijn inkomsten uit één bron: de gezinnen. De pijl B, die van de gezinnen naar de overheid loopt, staat voor de belastingen die door de gezinnen aan de overheid worden betaald. De uitgaven van de overheid worden gedaan bij de bedrijven. De pijl die hiervoor staat is pijl O van overheidsuitgaven. De overheid geeft in dit model alleen geld uit bij bedrijven. Er loopt geen pijl van de overheid naar gezinnen voor eventuele overdrachtsinkomen en er loopt ook geen pijl van bedrijven naar de overheid voor de belastingen die door bedrijven worden betaald. Deze geldstromen worden dus niet meegenomen in de economische kringloop.
Als de overheidsuitgaven O hoger zijn dan de belastingkomsten B heeft de overheid een tekort. Dit bedrag moet dan geleend worden. Als de overheidsuitgaven bijvoorbeeld € 10 miljard hoger zijn dan de belastinginkomsten, moet er voor € 10 miljard geleend worden. De lijn die deze leningen aangeeft is de lijn O – B die van de financiële instellingen naar de overheid loopt. Overheden lenen hun geld op de vermogensmarkt van financiële instellingen, zoals banken. De letters O – B geven het tekort aan dat een overheid heeft, namelijk het verschil tussen de overheidsuitgaven en de belastinginkomsten. Als de overheid geen tekort heeft maar een overschot, zijn de belastinginkomsten hoger dan de overheidsuitgaven en hoeft er niet geleend te worden. De lijn O – B zal dan de andere kant oplopen, van de overheid naar de financiële instellingen, omdat de overheid het geld wat over is dan opzij kan zetten of kan gebruiken om de staatsschuld af te lossen. Door de lijn O – B komt de kringloop ook bij de overheid weer in evenwicht.
Bedrijven
De sector bedrijven krijgt inkomsten van verschillende sectoren. Naast het buitenland zijn dit pijl C, O, en I. De bedrijven krijgen inkomsten van gezinnen door de consumpties (C) die zij bij bedrijven doen en van de overheid die haar overheidsuitgaven (O) bij de bedrijven doet. Ook zal de financiële sector investeringen (I) doen bij de bedrijven. De uitgaven van bedrijven in het binnenland gaan naar de gezinnen. De pijl die hiervoor staat is die van het netto binnenlands inkomen (Y). Dit is het inkomen dat bedrijven aan gezinnen betalen.
Naast de inkomsten en uitgaven van bedrijven in het binnenland stroomt er ook geld tussen de bedrijven en het buitenland. Dit zijn de pijlen voor de export (E) en de import (M). De pijl voor export loopt van het buitenland naar de bedrijven en de pijl voor import loopt van bedrijven naar het buitenland. Het is dus niet zo dat de pijl voor export naar het buitenland toeloopt, omdat export iets is dat het land uitgaat. In het model van de economische kringloop wordt gekeken naar geldstromen, en bij export komt er geld binnen. Andersom loopt de pijl voor de import naar het buitenland toe. Bij import stroomt er geld naar het buitenland, omdat er voor de import geld aan het buitenland moet worden betaald.
Ook bij de bedrijven zijn de inkomsten en uitgaven in evenwicht. Hieruit kun je de volgende formule afleiden:
Y = C + O + I + E - M
Buitenland
De pijlen E van export en M van import lopen tussen het buitenland en de bedrijven. Er lopen geen pijlen tussen het buitenland en de gezinnen of de overheid. Er wordt dus in het model van de economische kringloop vanuit gegaan dat alle transacties met het buitenland door bedrijven worden gedaan. De bedrijven verkopen producten aan het buitenland, de export, en kopen producten van het buitenland, de import. Als E hoger is dan M, is er een overschot ten opzichte van het buitenland. Je spreekt dan van een positief saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans. Dit overschot gaat dan naar de financiële instellingen door pijl E – M. Als M hoger is dan E, is er een tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans. Er moet dan geleend worden. Pijl E – M zal dan van de financiële instellingen richting de bedrijven stromen. Door pijl E – M komt de economische kringloop ook bij het buitenland in evenwicht.
Financiële instellingen
De financiële instellingen, zoals banken, ontvangen overschotten en lenen deze uit bij tekorten. De inkomsten komen van de gezinnen, wat wordt aangegeven door de pijl S van besparingen. Dit staat voor het spaargeld dat van de gezinnen naar de financiële instellingen stroomt. De eerste uitgaande pijl is O – B, wat staat voor een overheidstekort dat door de overheid geleend moet worden van de financiële sector. Als de overheid een overschot heeft loopt de pijl de andere kant op, van de overheid naar de financiële instellingen. Pijl I staat voor de investeringen die door de financiële instellingen worden gedaan bij de bedrijven. De laatste geldstroom van de financiële instellingen is pijl E – M die naar het buitenland loopt. Als de M hoger is dan E, is de import hoger dan de export en is er een tekort ten opzichte van het buitenland. Om dit tekort te financieren moet er dan geleend worden. De pijl E – M loopt dan van de financiële instellingen naar het buitenland. Als E hoger is dan M, is de export hoger dan de import en is er een overschot ten opzichte van het buitenland. De pijl E – M loopt dan andersom, van het buitenland naar de financiële instellingen.
Hoe reken je met de economische kringloop?
In de uitleg over de verschillende sectoren ben je twee formules tegengekomen:
Y = C + B + S
En
Y + C + O + I + E – M
Als je deze twee combineert kom je op de volgende formule uit:
(S – I) + (B – O) = (E – M)
Als je deze formules kent wordt het gemakkelijker om met de economische kringloop te rekenen. Als je één van de bedragen bij de pijlen niet weet, kun je die uitrekenen door alle andere bedragen in één van de formules in te vullen.
Voorbeeld 1
Stel je voor dat je de volgende gegevens krijgt:
- Netto binnenlands inkomen = 390
- Belastingen = 113
- Besparingen = 72
Je kunt dan de consumpties uitrekenen door deze getallen in te vullen in de formule Y = C + B + S:
Y = C + B + S
390 = C + 113 + 72
C = 205
De consumpties zullen dan 205 zijn.
Voorbeeld 2
Stel je voor dat je de volgende gegevens krijgt:
- Investeringen = 24
- Betalingsbalans = 64
- Belastingen = 98
- Overheidsuitgaven = 107
Je kunt dan de besparingen uitrekenen aan de hand van de formule (S – I) + (B – O) = (E – M).
(S – I) + (B – O) = (E – M)
(S – 24) + (98 – 107) = 64
(S – 24) – 9 = 64
S – 24 = 73
S = 97
De besparingen zijn dan 97.
Video
Wil je een samenvatting op video zien over de economische kringloop? Kijk dan onderstaande video van Economie-Academy.